Terug
Gepubliceerd op 03/08/2022

Besluit  Gemeenteraad

di 05/07/2022 - 20:00

Aanpassen van het besluit van 14 april 2015 aangaande het goedkeuren van de gemeentelijke verordening betreffende de lozing van huishoudelijk afvalwater, de verplichte aansluiting op de openbare riolering en de afkoppeling van hemelwater afkomstig van particuliere woningen of van niet uitsluitend voor bewoning dienende gebouwen en goedkeuren van het ontwerp van overeenkomst tussen de stad en de eigenaar(s) met daarin de voorwaarden betreffende de collectieve aanpak voor het plaatsen, onderhoud en exploitatie van een IBA.

Aanwezig: Rudy Frederic, Voorzitter gemeenteraad
Guido De Padt, Burgemeester
Fernand Van Trimpont, Véronique Fontaine, Ann Panis, Stephan De Prez, David Larmuseau, Schepenen
Martine Duwyn, Bram De Geeter, Stephan Bourlau, Sarah De Backer, Emma Van der Maelen, Rurik Van Landuyt, Godelieve Dauw, Geert De Chou, Ilse Roggeman, Paul Deprez, Karla Bronselaer, Jef Van der Mynsbrugge, Johan Quintelier, Paul Pardon, Alexandra Remory, Patrick De Bodt, Jimmy Colman Villamayor, Hans De Gent, Sarah-Amilia Derijst, Saskia Monseur, Raadsleden
Nathalie Marck, Algemeen Directeur waarnemend
Verontschuldigd: Kristin Vangeyte, Veerle Mertens, Schepenen
Herman D'Hondt, Reza Mohammadi, Raadsleden
Veerle Alaert, Algemeen Directeur
Feiten, context en argumentatie

Overwegende dat de gemeenten bevoegd zijn voor de aanleg en het onderhoud van openbare rioleringen, de bouw en de exploitatie van kleinschalige rioolwaterzuivering-installaties (met een capaciteit kleiner dan 2000) en het onderhoud van de de grachtenstelsels;

Overwegende dat het wenselijk is het oppervlakte- en het grondwater te beschermen en dat de stad Geraardsbergen derhalve, met het oog op de rendabiliteit van de uitgevoerde investeringen en de beheersing van overstromingsrisico’s, er alle belang bij heeft dat de volgende bepalingen van VLAREM II worden nageleefd:
Voor burgers (niet-ingedeelde inrichtingen): Afdeling 6.2.2. Lozing van niet-verontreinigd hemelwater en of bemalingswater, van huishoudelijk afvalwater afkomstig van woongelegenheden en van huishoudelijk afvalwater, ander dan afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van maximaal 600 m3/jaar in een gemeente waarvoor het gemeentelijk zoneringsplan definitief is vastgesteld,
Voor bedrijven (ingedeelde inrichtingen): Afdeling 4.2.8. Lozing van huishoudelijk afvalwater in een gemeente waarvoor het gemeentelijk zoneringsplan definitief is vastgesteld

Overwegende dat de gemeenten bij besluit van de Vlaamse Regering verplicht worden een geïntegreerd waterbeleid te voeren om nog in aanmerking te kunnen komen voor subsidies voor de aanleg of verbetering van gemeentelijke rioleringen;

Overwegende dat de stad deze bepalingen, aangevuld met specifieke bepalingen, het best kan afdwingen door een gemeentelijke verordening vast te stellen met betrekking tot de afvoerwijze van huishoudelijk afvalwater, hemelwater en tevens inzake de aansluiting op de openbare afvoerleidingen;

Overwegende, dat de bestaande verordening van 2015 dient te worden geactualiseerd, en dat in het bijzonder wordt voorgesteld om wat betreft de regelgeving in het individueel te optimaliseren buitengebied, een collectieve aanpak voor de plaatsing, onderhoud en exploitatie van IBA's in te voeren;

Overwegende, dat dit voorstel wordt gemotiveerd omdat voor een goed zuiveringsresultaat het van belang is dat de IBA's technisch van goede kwaliteit zijn, beschikken over een keuring, correct worden geplaatst, in gebruik genomen en onderhouden, en door dit zelf in handen te nemen kan de stad dit garanderen.

Overwegende, dat bovendien, volgend uit het gelijkheids- en billijkheidsprincipe, de gemeenschap ook best zou bijdragen in de aansluiting van de woningen gelegen in het het individueel te optimaliseren buitengebied, naar analogie met de kosten die de gemeenschap draagt voor de aansluiting van woningen gelegen in centraal gebied en collectief te optimaliseren buitengebied via de uitvoering van rioleringsprojecten;

Overwegende, dat de kost van een IBA tussen de 7.000 en 10.000 euro bedraagt;

Overwegende, dat de stad een subsidie van de Vlaamse Milieumaatschappij krijgt wanneer zij zelf instaat voor de plaatsing, onderhoud en exploitatie van IBA's, deze subsidie bedraagt 3.500 euro voor prioritaire IBA's en 1.750 euro voor niet-prioritaire IBA's;

Overwegende, dat er op het grondgebied 35 prioritaire IBA's te plaatsen zijn, in totaal zijn er +/- 102 IBA's te plaatsen;

Overwegende, dat wordt voorgesteld om van de eigenaar(s) een eenmalige retributie van 2.500 euro (geïndexeerd) in te voeren voor de collectieve aanpak, aangezien dit overeenkomt met de huidige gemiddelde kostprijs voor een rioolaansluiting;

Overwegende, dat bij de keuze voor de plaatsing, onderhoud en exploitatie van een IBA door de stad, de betrokkenen via hun waterfactuur een IBA-saneringsbijdrage moeten betalen en dat deze aan de stad toekomt;

Overwegende, dat de collectieve aanpak voorwerp is van een aparte overeenkomst tussen de stad en de eigenaar(s);

Overwegende, dat een eigenaar nog steeds kan kiezen om zelf in te staan voor de plaatsing, onderhoud en exploitatie van een IBA

Overwegende, dat eigenaars van bestaande IBA's de mogelijkheid hebben om in te stappen in de collectieve aanpak en hun IBA aan de stad kunnen overdragen;

Overwegende, dat de praktische uitvoering van de collectieve aanpak via Riopact aan Aquafin zal worden overgedragen;

Juridisch kader

Gelet op artikel 42, §3 van het Gemeentedecreet;

Gelet op de wet van 26 maart 1971 inzake de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging;

Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2002 met betrekking tot de subsidiëring van de aanleg door de gemeenten, gemeentebedrijven, intercommunales of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden van openbare rioleringen, andere dan prioritaire rioleringen, en van de bouw door de gemeenten, gemeentebedrijven, intercommunales of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden van kleinschalige rioolwaterzuivering-installaties;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991, en latere wijzigingen, houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM I), in het bijzonder artikel 1;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2006 houdende vaststelling van de regels voor de scheiding tussen de gemeentelijke en bovengemeentelijke saneringsverplichtingen en de vaststelling van de zoneringsplannen;

Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 8 mei 2007 houdende goedkeuren van een samenwerkingsovereenkomst tussen de stad en de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening (thans gekend als de Watergroep) inzake een dienstenpakket voor de uitbouw, onderhoud en beheer van de gemeentelijke rioolwaterzuiveringsinfrastructuur, genaamd Rio-Act, heden gekend als Riopact;

Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 9 oktober 2007 houdende goedkeuring van het ontwerp van zoneringsplan;

Gelet op het ministerieel besluit van 9 juni 2008 betreffende de vaststelling van het zoneringsplan van de stad Geraardsbergen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 april 2011 houdende bepalingen van rechten en plichten van de exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk en hun klanten met betrekking tot de levering van water bestemd voor menselijke consumptie, de uitvoering van de saneringsverplichting en het algemeen waterverkoop-reglement, gewijzigd bij Besluit van de Vlaamse Regering van 6 december 2013;

Gelet op het besluit van 20 augustus 2012 van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur tot vaststelling van de code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013, houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, in voege getreden op 1 januari 2014;

Gelet op het technisch document bij de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 5 juli 2013;

Gelet op het provinciaal beleidskader voor de invulling van de adviesbevoegdheid op stedenbouwkundige vergunningen, zoals goedgekeurd door de Bestendige Deputatie van Oost-Vlaanderen in juli 2014;

Gelet op het algemeen politiereglement Geraardsbergen/Lierde (in voege sedert 1 december 2020) in het bijzonder hoofdstuk 2, afdeling 5, artikel 47,

Financieel kader

Overwegende dat de nodige budgetten voor de collectieve plaatsing, onderhoud en exploitatie van de IBA's naargelang de noodwendigheid in het meerjarenplan zullen worden voorzien,

Besluit

Artikel 1:
De gemeentelijke verordening betreffende:

- de lozing van huishoudelijk afvalwater voor ingedeelde en niet-ingedeelde inrichtingen,
- de verplichte aansluiting op de openbare riolering,
- de afvoer en afkoppeling van hemelwater afkomstig van particuliere woningen, van niet uitsluitend voor bewoning dienende gebouwen of van verharde oppervlakten,
- het collectief plaatsen van IBA’s
- het toekennen van subsidies voor het plaatsen van een hemelwaterinstallatie en/of infiltratievoorziening, IBA’s en gescheiden afvoer van afval- en hemelwater
- aanleg van riolering en wegenis in verkavelingen
- het overwelven van straatgrachten.

als volgt goed te keuren:

Hoofdstuk I - Definities

Artikel 1
Volgende definities zijn specifiek van toepassing op deze verordening:

  • afvalwater: verontreinigd water waarvan men zich ontdoet, zich moet ontdoen of de intentie heeft zich van te ontdoen, met uitzondering van hemelwater dat niet in aanraking is geweest met verontreinigende stoffen.;
  • bemalingswater: opgepompt grond- en bodemwater;
  • bestaande lozing: lozingen van huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering die bestonden voor de inwerkingtreding van deze verordening;
  • bodemwater: het water aanwezig in de onverzadigde zone tussen het aardoppervlak en de grondwatertafel;
  • centraal gebied: zone van het zoneringsplan waar afvalwaterriolering aanwezig is die is verbonden met een operationele waterzuiveringsinstallatie;
  • collectief geoptimaliseerd buitengebied: het deel van het buitengebied waar, om de bestaande sanering van het afvalwater te optimaliseren, gekozen is voor collectieve inzameling en zuivering en waar die reeds gerealiseerd is;
  • collectief te optimaliseren buitengebied: het deel van het buitengebied, waar om de bestaande sanering van het afvalwater te optimaliseren, gekozen is voor collectieve inzameling en zuivering en waar die nog te realiseren is
  • direct lozen: het toevoegen of verspreiden van stoffen in het grondwater zonder doorsijpelen in de bodem of de ondergrond;
  • DWA: droogweerafvoer (is afvalwater);
  • effluent: het geloosde afvalwater;
  • gescheiden riolering: een dubbel stelsel van leidingen en/of openluchtgreppels waarvan het ene stelsel bestemd is voor het opvangen en transporteren van afvalwater en het andere stelsel bestemd is voor de afvoer van hemelwater;
  • gewone oppervlaktewateren: alle oppervlaktewateren met uitzondering van de kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater en de openluchtgreppels behorend tot de openbare riolering;
  • grondwater: al het water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact staat met bodem of ondergrond;
  • hemelwater: verzamelnaam voor regen, sneeuw en hagel, met inbegrip van dooiwater;
  • hemelwaterput: reservoir voor het opvangen en stockeren van hemelwater;
  • herbouwen: een constructie volledig afbreken, of méér dan veertig procent van de buitenmuren van een constructie afbreken, en binnen het bestaande bouwvolume van de geheel of gedeeltelijk afgebroken constructie een nieuwe constructie bouwen;
  • huishoudelijk afvalwater: afvalwater dat enkel bestaat uit water afkomstig van:
    - normale huishoudelijke activiteiten;
    - sanitaire installaties;
    - keukens;
    - het reinigen van gebouwen zoals woningen, kantoren, plaatsen waar groot- of kleinhandel wordt gedreven, zalen voor vertoningen, kazernen, kampeerterreinen, gevangenissen, onderwijsinrichtingen met of zonder internaat, klinieken, hospitalen en andere inrichtingen waar niet besmettelijke zieken opgenomen en verzorgd worden, zwembaden, hotels, restaurants, drankgelegenheden, kapsalons;
    - afvalwater afkomstig van wassalons waar de toestellen uitsluitend door het cliënteel zelf worden bediend;
  • indirect lozen: het toevoegen of verspreiden van stoffen in het grondwater na doorsijpeling in de bodem of de ondergrond;
  • individueel te optimaliseren gebied: het deel van het buitengebied waar, om de bestaande sanering van het afvalwater te optimaliseren, gekozen is voor individuele afvalwaterzuivering en waar voor de burger overeenkomstig dit besluit een individuele zuiveringsplicht geldt;
  • individuele behandeling afvalwater (IBA): een lekvrije installatie die huishoudelijk afvalwater behandelt tot de vooropgestelde normen;
  • infiltratievoorziening: voorziening voor het doorsijpelen van hemelwater in de bodem;
  • kunstmatige afvoerweg voor hemelwater: de greppels, grachten, duikers en leidingen bestemd voor het afvoeren van hemelwater, bodemwater, grondwater, bemalingswater en desgevallend ook afvalwater, behandeld conform de van toepassing zijnde wetgeving;
  • nieuwe inrichting: een inrichting waarvoor vergunning tot exploitatie op of na 1 augustus 1995 is aangevraagd;
  • nieuwe lozing: lozingen van huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering na inwerkingtreding van deze verordening;
  • openbare afvalwaterzuiveringsinstallatie: een openbare installatie waarin afvalwater wordt gezuiverd. Hiermee worden gelijkgesteld de installaties die beheerd worden door de in art. 32 septies van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging bedoelde vennootschap;
  • openbare riolering: het geheel van openbare leidingen en openluchtgreppels bestemd voor het opvangen en transporteren van afvalwater;
  • referentieoppervlakte van de verharding: de verharde oppervlakte, exclusief de dakoppervlakte;
  • RWA: afvoer van hemelwater
  • Riopact: samenwerkingsovereenkomst van 8 mei 2007 tussen de stad, de Watergroep (voormalig VMW) en Aquafin inzake uitbouw, het onderhoud en het beheer van het gemeentelijk rioleringsstelsel;
  • zoneringsplan: het plan dat voor een gemeente een onderscheid maakt tussen de gebieden met collectieve sanering en de gebieden met individuele sanering. In het centrale gebied werd reeds in collectieve sanering voorzien;

Hoofdstuk II – lozing van huishoudelijk afvalwater
Afdeling I – algemene bepalingen
Artikel 2
De lozingsvoorwaarden voor bedrijven en particulieren zijn gekoppeld aan de zuiveringszones opgenomen in het zoneringsplan.

Artikel 3 – lozingsnormen
Elke lozing van huishoudelijk afvalwater moet voldoen aan afdeling 4.2.8 (ingedeelde inrichtingen) en 6.2.2 (niet-ingedeelde inrichtingen) van VLAREM II.

Artikel 4 – verbodsbepalingen inzake lozen
§1 Bij nieuwbouw of herbouw moet steeds een gescheiden afvoer van afval- en hemelwater worden gerealiseerd, ongeacht het gebied van het zoneringsplan waar het gebouw of de constructie ligt.
§2 Het is verboden huishoudelijk afvalwater te lozen in het gedeelte van een gescheiden riolering dat is bestemd voor de afvoer van hemelwater.
§3 omgekeerd aan §2 is het in beginsel verboden om hemelwater in het gedeelte van een gescheiden rioleringsstelsel dat is bestemd voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater te lozen.

Afdeling II - regelgeving in centraal gebied
Artikel 5 - aansluitplicht
§1 Voor elk gebouw gelegen in het centraal gebied moet het huishoudelijk afvalwater rechtstreeks, zonder individuele voorbehandeling, in de openbare riolering worden geloosd. Er geldt aansluitingsplicht.
§2 Uitzondering op §1 van dit artikel vormen deze straten of rioolstrengen in het centraal gebied waarvan het stadsbestuur van oordeel is dat individuele voorbehandeling door middel van een septische put of een gelijkaardige inrichting aangewezen blijft, gelet op de toestand van het rioolstelsel of de aard van de zuivering. In voorkomend geval is het ontbreken van dergelijke installatie in de stedenbouwkundige aanvraag een grond tot weigering van deze aanvraag.
§3 De aansluitingsplicht geldt ook voor bestaande indirecte lozingen in grondwater. De eigenaar moet zelf de nodige documenten leveren die deze eventuele technische onmogelijkheid tot aansluiting op de openbare riolering staven.
§4 Wanneer openbare werken worden uitgevoerd, zijn de aangelanden verplicht zich (opnieuw) aan te sluiten. Houden deze werken de aanleg van een gescheiden rioleringsstelsel met optimale afkoppeling in, moet voor elk bestaand gebouw of constructie op elk perceel langs het tracé der werken het afval- en hemelwater van elkaar worden gescheiden overeenkomstig de geldende regels inzake optimale afkoppeling.

Artikel 6 - vergunning
§1 De vergunning tot aansluiting op de openbare riolering wordt door het college van burgemeester en schepenen afgeleverd. In het kader van de samenwerkingsovereenkomst Riopact kan het college deze bevoegdheid overdragen aan de Watergroep.
§2 De aanvraag moet gebeuren door de eigenaar of diens aangestelde.
§3 De kost voor een aansluiting is volledig ten laste van de aanvrager.

Afdeling III – regelgeving in collectief geoptimaliseerd buitengebied
Artikel 7
§1 In het collectief geoptimaliseerd buitengebied gelden ook de artikels 5 en 6 van deze verordening.
§2 De septische putten en de individuele voorbehandelingsinstallaties (IBA) in zones die zijn overgegaan van collectief te optimaliseren buitengebied naar collectief geoptimaliseerd buitengebied worden bij voorkeur kortgesloten, behalve in die straten of rioolstrengen waarvan het stadsbestuur van oordeel is dat individuele voorbehandeling door middel van een septische put of een gelijkaardige inrichting aangewezen blijft, gelet op de toestand van het rioolstelsel of de aard van de zuivering.

Afdeling IV - regelgeving in collectief te optimaliseren buitengebied
Artikel 8
§1 In collectief te optimaliseren buitengebied is er nog geen rioolaansluiting voor afvalwater aanwezig aangesloten op een operationele waterzuiveringsinstallatie. Er kunnen zich drie situaties voordoen:
- lozing in een riool (vaak een ingebuisde gracht);
- lozing in een gracht;
- indirecte lozing in de bodem (besterfput).

§2 In collectief te optimaliseren buitengebied is een septische put “alle waters” verplicht. Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning, zowel voor nieuwbouw, herbouw als verbouwing moet, op straffe van weigering van de vergunning een operationele septische put vermelden of voorzien. De septische put heeft een minimaal volume van 3.000 liter tot 5 inwonersequivalenten (IE), 600 liter per IE vanaf meer dan 5 IE en 450 liter per IE vanaf 11 IE.
§3 Met betrekking tot het onderhoud van septische putten gelden volgende bepalingen:
- de septische put moet jaarlijks geruimd worden;
- het lozen van geruimd septisch materiaal in de openbare riolering of collectoren is verboden;
- septisch materiaal moet afgevoerd worden naar een openbare waterzuiveringsinstallatie;

Afdeling V - regelgeving in individueel te optimaliseren buitengebied
Artikel 9 – algemene bepalingen
§1 In individueel te optimaliseren buitengebied is er geen aansluiting op een operationele afvalwaterzuiveringsinstallatie.
§2 Wanneer een gebouw in individueel te optimaliseren buitengebied ligt, dient het huishoudelijk afvalwater verplicht een individuele behandeling te ondergaan alvorens het te lozen.
§3 De bouw van een individuele behandelingsinstallatie (IBA) voor afvalwater is verplicht voor een omgevingsvergunning, zowel voor nieuwbouw, herbouw als verbouwing moet, op straffe van weigering van de vergunning, een operationele IBA vermelden of voorzien.

Artikel 10 – keuze tussen individuele of collectieve aanpak
§1 Wie verplicht is om een IBA te plaatsen kan kiezen om dit individueel te doen of kiezen voor de collectieve aanpak aangeboden door de stad.
§2 De keuze voor de individuele aanpak houdt in dat de eigenaar zelf instaat voor de plaatsing, exploitatie en onderhoud van de installatie. De kost hiervan is volledig ten laste van de eigenaar. De eigenaar komt in aanmerking voor vrijstelling van de bijdrage voor ophaling en transport van het afvalwater en voor een subsidie overeenkomstig artikel 17 van deze verordening.
§3 De stad ondersteunt eigenaars van woningen met zowel te plaatsen als bestaande IBA’s door te voorzien in een collectieve aanpak voor het plaatsen en beheren van IBA’s.
§4 De stad bepaalt de woningen waar een IBA dient geplaatst te worden. De stad houdt hierbij rekening met de gebiedsdekkende uitvoeringsplannen zoals vastgelegd door de Vlaamse Milieumaatschappij.
§5 Eigenaars die kiezen voor de collectieve aanpak sluiten hiervoor met de stad een aparte overeenkomst af.
§6 Eigenaars met een reeds bestaande IBA die kiezen om in de collectieve aanpak in te stappen en de IBA aan de stad overdragen sluiten met de stad een aparte overeenkomst af. De overname van de IBA gebeurt tegen het betalen van de waarde van de installatie op basis van een geldig schattingsverslag.
§7 Indien de eigenaar instapt in de plaatsing van een IBA via collectieve aanpak is hij/zij verplicht om voorafgaand aan de plaatsing van de IBA een scheiding van afvalwater en hemelwater te realiseren. Deze verplichte private afkoppeling komt in aanmerking voor een subsidie overeenkomstig deze verordening.
§8 Voor de levering en plaatsing van de IBA betaalt de eigenaar van dergelijke woning een éénmalige retributie van 2.500 euro (exclusief BTW en indexering). Dit bedrag is voor een IBA van een ééngezinswoning tot 5 inwoners equivalenten (IE). De meerkost voor het aansluiten van meer dan 5 IE wordt verrekend aan de eigenaar. De eigenaar zal voor deze kosten een factuur ontvangen van de stad. De stad blijft eigenaar van de installatie en is bijgevolg verantwoordelijk voor het onderhoud ervan.
§9 Wie kiest voor een collectieve aanpak is niet vrijgesteld van de bijdrage voor ophaling en transport van het afvalwater. Deze bijdrage komt via de waterfactuur toe aan de stad en dekt het onderhoud van de installatie.

Artikel 11 – lozing van het effluent
§1 Het effluent van de IBA moet worden geloosd op de volgende manier, in dalende volgorde van prioriteit:
- lozing in een riool (vaak een ingebuisde gracht);
- in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater;
- in een oppervlaktewater.
§2 Is lozing op één van de drie in §1 genoemde manieren onmogelijk, dan is een indirecte lozing in de bodem toegestaan. Directe lozing in de bodem is verboden.
§3 Indirecte lozing in de bodem is enkel toegestaan wanneer aan de voorwaarden volgens artikel 4.3.3.1 van VLAREM II wordt voldaan:
- de indirecte lozing dient te gebeuren via een besterfput die een maximale diepte van 10 m onder het maaiveld mag hebben;
- de besterfput dient gelegen te zijn op een afstand van tenminste:
- 50 m van een oppervlaktewater;
- 50 m van elke open kunstmatige afvoerweg voor hemelwater;
- 100 m van een grondwaterwinning;
- 100 m van elke bron van drinkwater, thermaal water of mineraalwater;
- de besterfput mag geen overloop hebben;
- in de besterfput is alleen de lozing van huishoudelijk afvalwater toegestaan, het is ten strengste verboden hierin welke afvalstof ook te lozen of te laten toekomen;
- de besterfput moet voorzien zijn van een gemakkelijk en veilig bereikbare opening die toelaat monsters te nemen van de zich in de besterfput bevindende materie.

Hoofdstuk III – afvoer van hemelwater van verharde oppervlakten
Artikel 12 – principes
Voor dit hoofdstuk is de volgende regelgeving integraal van toepassing:
1. de gewestelijke verordening van 5 juli 2013 inzake hemelwater, in voege getreden op 1 januari 2014;
2. het provinciaal beleidskader voor de invulling van de adviesbevoegdheid op stedenbouwkundige vergunningen, zoals goedgekeurd door de Bestendige Deputatie van Oost-Vlaanderen in juli 2014.

Hoofdstuk IV - gescheiden afvoer voor hemel- en afvalwater op privaat domein
Artikel 13
Wanneer artikel 5 §4 van deze verordening van toepassing is, moet afval- en hemelwater worden gescheiden volgens de volgende regels:
- voor bestaande gebouwen in een gesloten bebouwing: scheiding tussen het afval- en het hemelwater afkomstig van dakvlakken en grondvlakken is enkel verplicht indien daarvoor geen leidingen onder of door het gebouw moeten worden aangelegd;
- voor bestaande gebouwen in een (half)open bebouwing: een volledige scheiding van het afvalwater en het hemelwater is verplicht;
- de installatie moet een permanent karakter hebben;
- het afvalwater dient integraal te worden aangesloten op de DWA-leiding van de openbare riolering;
- afvoerputjes van terrassen: indien het terras is overdekt aan te sluiten op de DWA, indien niet overdekt aan te sluiten op de RWA;
- de wijze van afvoer van het hemelwater moet overeenstemmen met de in artikel 12 genoemde regelgeving;
- Afval- en hemelwater moeten gescheiden zijn op het ogenblik dat de rioleringswerken in de straat zijn uitgevoerd.

Artikel 14 – Afkoppelingsdeskundige
§1 In het geval van de realisatie van een gescheiden afvoer in toepassing van artikel 5 §4 van deze verordening, stelt het stadsbestuur een afkoppelingsdeskundige aan.

§2 De taken van de afkoppelingsdeskundige omvatten de volgende werkzaamheden:
- Opmeting en opmaak plan bestaande toestand,
- Uitwerking mogelijke oplossingen,
- Opmaak nieuw plan, met de geplande toestand na de afkoppeling,
- Opmaak van een meetstaat en een raming.

§3 De afkoppelingsdeskundige is er aan gehouden om steeds in onderling overleg met de bewoners concreet te onderzoeken wat nodig is om de doelstellingen van scheiding en van afkoppeling optimaal te bereiken.

Hoofdstuk V – Algemeen waterverkoopreglement
Artikel 15
Het algemeen waterverkoopreglement is integraal van toepassing, in het bijzonder artikel 12, §1 met betrekking tot de verplichte keuring: “De privéwaterafvoer moet conform de gangbare wettelijke en technische voorschriften zijn. Zij moet in de volgende gevallen worden gekeurd:
1. voor de eerste ingebruikname,
2. bij belangrijke wijzigingen,
3. na vaststelling van een inbreuk op de gelijkvormigheid, op verzoek van de exploitant,
4. bij de aanleg van gescheiden riolering op het openbaar domein, met de verplichting om af te koppelen op privédomein, conform de bepalingen van VLAREM”.

Hoofdstuk VI - Subsidies
Artikel 16 – Algemene bepalingen
Voor de uitbetaling van de subsidies onder dit hoofdstuk komen enkel bewezen kosten op factuur, die rechtstreeks verband houden met de uitgevoerde werken, in aanmerking.

Artikel 17 – hemelwaterinstallaties en/of infiltratievoorzieningen
§1 Het college van burgemeester en schepenen kent bij nieuwbouw, herbouw of verbouwing van een vergunde constructie, binnen de perken van de jaarlijks in het budget voorziene en goedgekeurde kredieten, een premie toe voor de aanleg van een hemelwaterinstallatie en/of een infiltratievoorziening als de aanleg niet verplicht is volgens de geldende regelgeving inzake hemelwaterputten en/of infiltratievoorzieningen.
§2 De premie voor een hemelwaterinstallatie en een infiltratievoorziening is cumuleerbaar.
§3 De hemelwaterinstallatie en de infiltratievoorziening zoals bedoeld in §1 dient te voldoen aan de richtlijnen zoals deze bepaald zijn in de “Code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen – hoofdstuk 3 Bronmaatregelen”. De geldende normen van de gewestelijke verordening inzake de verplichte plaatsing van een hemelwaterput en/of infiltratievoorziening zijn van toepassing op de niet-verplichte plaatsing. Voor aanvragen tot premies in de context van verbouwingen kan het college van burgemeester en schepenen hiervan gemotiveerd afwijken.
§4 Vooraleer over te gaan tot de uitbetaling van de subsidie zal een door de stad gemachtigde instantie of ambtenaar zich er van vergewissen dat aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan. Blijken deze voorwaarden niet nageleefd, dan zal de subsidie niet worden toegekend. Het is de eigenaar op alle momenten toegestaan om de nodige aanpassingen door te voeren om alsnog voor de subsidie in aanmerking te komen.
§5 De aanvraag tot het bekomen van de subsidie moet worden ingediend ten laatste één jaar na aanleg en ingebruikname van de installatie.
§6 De subsidie bedraagt 50% van de bewezen kosten, met een maximum van 625,00 euro voor een hemelwaterputinstallatie of een infiltratievoorziening. De factuurdatum geldt voor de bepaling van de indexatie overeenkomstig artikel 20.

Artikel 18 – IBA’s
§1 Het college van burgemeester en schepenen kent, binnen de perken van de jaarlijks in het budget voorziene en goedgekeurde kredieten, een premie toe voor de aanleg van een IBA, indien aangelegd na 31 december 2014, enkel als de aanleg verplicht is volgens het zoneringsplan en enkel indien de eigenaar kiest voor de individuele aanpak overeenkomstig artikel 10.
§2 De IBA moet voldoen aan de “Code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen – hoofdstuk 8.1 IBA”.
§3 De subsidie bedraagt 50% van de bewezen kosten, met een maximum van 1.000,00 euro.

Artikel 19 – Gescheiden afvoer van afval- en hemelwater
§1 Het college van burgemeester en schepenen kent voor het realiseren van een gescheiden afvoer van afval- en hemelwater volgende subsidies toe:
- in het kader van in artikel 5 §4 genoemde openbare werken: maximum 1.000,00 euro,
- voor een niet-verplichte realisatie: maximum 250,00 euro.

§2 De bouwheer moet aan de stad volgende documenten voorleggen:
- attest van de verplichte keuring overeenkomstig artikel 15.
- asbuiltplan gescheiden riolering

Artikel 20 – Indexering en overgangsbepalingen
§1 Alle in artikel 17, 18 en 19 genoemde maximale subsidiebedragen zijn onderworpen aan indexering volgens de gezondheidsindex, als volgt berekend: basissubsidie vermenigvuldigd met nieuwe index gedeeld door basisindex
De basisindex is die van december 2009, zijnde 110,96 (basis 2004). De nieuwe index is deze van de maand december voorafgaand aan de datum van de aanvraag van de subsidie, behoudens de bepalingen die gelden voor indexering van subsidies in het kader van artikel 5 §4 van deze verordening.
§2 In het geval van subsidies in het kader van artikel 5 §4 is de toegepaste index die van de maand december voorafgaand aan de datum van bevel van aanvang van de openbare werken, behoudens voor aanvragen ingediend vóór de bekendmaking van de bewuste nieuwe index, dan geldt de index van december voorafgaand aan de datum van de aanvraag.
§3 De retributie waarvan sprake in artikel 10 §8 is onderworpen aan de gezondheidsindex en als volgt berekend: De basisindex is die van mei 2022, zijnde 120,25 (basis 2013=100). De nieuwe index is deze van de maand december voorafgaand aan de datum van de ingebruikname van de IBA.

Hoofdstuk VII – Overige algemene bepalingen
Artikel 21 – aansluiting op de openbare riolering
§1 Aansluiten op de openbare riolering mag enkel mits toestemming van het college van burgemeester en schepenen. In het kader van de samenwerkingsovereenkomst Riopact kan het college deze bevoegdheid overdragen aan de Watergroep. Voor nieuwbouw en herbouw geldt de afgeleverde omgevingsvergunning als machtiging tot aansluiting.
§2 De aansluiting op de openbare riolering vanaf de grens met het openbaar domein moet worden uitgevoerd door De Watergroep of een door haar aangestelde. Het is de bouwheer, eigenaar of wie dan ook ten strengste verboden het openbaar domein in te nemen en te gebruiken op enig welke manier om zelf een aansluiting te realiseren.
§3 Bij vastgestelde sluikaansluitingen zijn de kosten voor controle en de eventuele nieuwe aansluiting volledig ten laste van de bouwheer, de eigenaar of diens aangestelde(n). Er geldt hoofdelijke aansprakelijkheid.
§4 Een standaard rioleringsaansluiting heeft voor afvalwater en voor hemelwater een diameter van 160 mm.
§5 Volgende regels gelden inzake huisaansluitputjes:
- Er dient steeds een afzonderlijk putje voorzien te worden voor de DWA- en in voorkomend geval de RWA-leiding,
- Enkel putjes met een CE- of BENOR-keurmerk zijn toegestaan,
- Ze worden op privaat domein aangelegd, zo dicht mogelijk tegen de rooilijn en indien mogelijk op een minimale afstand van 50 cm van elkaar,
- De aansluiting van de afvoerbuizen op de aansluitputjes moet waterdicht en vakkundig worden uitgevoerd,
- De putjes doen ook dienst als toezichtputjes en hebben een bovenopening van 25 op 25 cm groot,
- Enkel gietijzeren deksels zijn toegestaan, voorzien van de correcte benaming RWA of DWA.

§6 Bij aanwezigheid van wachtaansluitingen moet de bouwheer of eigenaar het door hem nabij de perceelgrens aangelegd(e) huisaansluitputje(s) koppelen aan de geplaatste en van een sluitring voorziene wachtaansluiting om op de riolering aan te sluiten. Deze verplichting geldt zowel voor DWA- als RWA-wachtaansluitingen.
§7 Indien geen gescheiden rioleringsstelsel aanwezig is, moet na het huisaansluitputje voor DWA en RWA, beide leidingen worden samengebracht middels een Y-stuk, dat wordt aangesloten op de gemengde riolering.
§8 Wanneer het technisch onmogelijk is een huisaansluitputje te voorzien kan aan de aanvrager een afwijking op de verplichting volgens §5 van dit artikel worden toegestaan.

Artikel 22 – Verkavelingen
§1 De aanleg van openbare riolering en alle toebehoren ten behoeve van een nieuwe verkaveling is onderworpen aan deze verordening.
§2 De stad behoudt zich het recht voor om extern hydraulisch advies te vragen inzake de aanleg van afval- en hemelwaterinstallaties en dit advies tegen kostprijs aan de verkavelaar door te rekenen.
§3 De verkavelaar dient minstens volgende verplichtingen (niet limitatief) na te leven:
- verkavelings-, riolerings-, rooilijn- en andere plannen en documenten aan te leveren in pdf- en/of dwg-formaat,
- asbuiltplannen op te maken volgens het GRB-skeletbestek en aan te leveren in pdf- en/of dwg-formaat,
- asbuiltplan van de riolering wordt verplicht opgemaakt door Riopact, de kost is ten laste van de verkavelaar
- Indien een verkavelaar een gerealiseerde verkaveling met wegaanleg wenst over te dragen aan de stad: eindafrekening van de aanleg van de riolering, wegenis en toebehoren,
- Wachtaansluitingen DWA en RWA moeten duidelijk zowel op het asbuiltplan als op het terrein zelf worden aangeduid.
§4 Alle werken dienen uitgevoerd te worden volgens het standaardbestek 250, versie geldig op het moment van de aanvraag.

Artikel 23 – Overwelven van straatgrachten
§1 Het overwelven of inbuizen van straatgrachten gelegen langs de openbare weg op domein van de stad wordt in beginsel niet toegelaten, behoudens voor de ontsluiting van een kadastraal perceel en na afgifte van een stedenbouwkundige vergunning. Het is tevens verboden straatgrachten geheel of gedeeltelijk te beschoeien of bekleden met materialen die de infiltratie van water naar de bodem kunnen bemoeilijken.
§2 De toegelaten overwelving bedraagt maximaal 5 m, inclusief een verplichte kopmuur aan weerszijden van de overwelving met een breedte van minimaal 20 cm. De betonbuizen hebben een minimale diameter van 400 mm. Voor gekoppelde woningen geldt een maximale overwelving van 7 m inclusief de genoemde kopmuren.
§3 Het college van burgemeester en schepenen kan een afwijking op de bepalingen van §2 van dit artikel toestaan indien de aanvrager gemotiveerd aantoont dat een bredere overwelving noodzakelijk is.
§4 Indien de aanvraag een overwelving betreft om een landbouwperceel gelegen in landbouwzone te ontsluiten, zijn volgende opties mogelijk:
- twee aaneensluitende landbouwpercelen: overwelving van maximaal 10 m (5 m overwelving op elk landbouwperceel) met aan weerszijden een betonnen kopmuur,
- één landbouwperceel: overwelving van maximaal 7 m met aan weerszijden een betonnen kopmuur

§5 De overwelving mag enkel worden uitgevoerd door een door de stad aangeduide aannemer, op kosten van de aanvrager. In afwijking hiervan kan het college van burgemeester en schepenen de aanvrager toestaan dit zelf uit te (laten) voeren, mits een tienjarige aansprakelijkheid ten laste van de aanvrager of diens rechtsopvolger voor elke schade aan de overwelving.
§6 Het college van burgemeester en schepenen kan in afwijking of ter aanvulling van dit artikel bijkomende technische richtlijnen voor de uitvoering van de overwelving opleggen. Volgende minimale technische richtlijnen zijn van toepassing:
- ronde BENOR-gekeurde betonbuizen met een binnendiameter van 400 mm, sterktetype afgestemd op de gebruiksbestemming van de overwelving;
- mofverbinding met rubber dichting;
- buizen op een bed van verdicht of gestabiliseerd zand met een dikte van minimum 0,20 m;
- sleufaanvulling met zand of grond;
- plaatsing in een volledig ontruimde grachtbodem zonder schade toe te brengen aan de grachtkanten en mogelijk aanwezige nutsleidingen. De toegebrachte schade valt volledig ten laste van de vergunninghouder;
- De as van de overwelving moet overeenstemmen met de as van de geruimde waterloop of gracht en moet met één ononderbroken helling worden uitgevoerd;
- De overwelving moet aan weerszijden perfect aansluiten op de open gracht;
- De doorstroming van het water in de gracht dient tijdens de uitvoering van de werken steeds verzekerd te zijn;
- hellingspercentage van de verharding in de richting van de as van de weg bedraagt minimaal 2% en maximaal 4%.
§7 Het is verboden afval- of hemelwaterafvoerleidingen aan te sluiten op de overwelving.
§8 Wanneer de te overwelven gracht gelegen is langs een gewestweg moet vooraf een vergunning worden verkregen van het Agentschap Wegen en Verkeer Oost-Vlaanderen. Wanneer de te overwelven gracht een geklasseerde waterloop is, moet een vergunning worden verkregen van de waterloopbeheerder, respectievelijk de provincie (waterlopen tweede categorie) of de Vlaamse Milieumaatschappij (waterlopen eerste categorie).

Artikel 24 – Toezicht en strafbepalingen
§1 Het stadsbestuur kan steeds om toegang tot het privaat domein verzoeken om na te gaan of aan deze verordening werd voldaan.
§2 De lokale politie is belast met het doen naleven van deze verordening. Hiertoe dient hen de toegang tot alle gebouwen, constructies en installaties te worden verleend.
§3 Inbreuken tegen deze verordening worden bestraft overeenkomstig de bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel 6.1.1 e.v.
§4 Illegale of niet-vergunde constructies komen niet in aanmerking voor de in hoofdstuk VI genoemde subsidies.

Artikel 25 - Inwerkingtreding
Deze verordening treedt onmiddellijk in werking.

Artikel 26 - Slotbepalingen
§1 De gemeentelijke verordening betreffende de lozing van huishoudelijk afvalwater, de verplichte aansluiting op de openbare riolering en de afkoppeling van hemelwater afkomstig van particuliere woningen of van niet uitsluitend voor bewoning dienende gebouwen, goedgekeurd door de gemeenteraad van 14 april 2015, wordt integraal opgeheven en vervangen door deze verordening.
§2 Een afschrift van deze verordening zal ter goedkeuring worden bezorgd aan de provinciegouverneur.
§3 Een afschrift van deze verordening zal ter kennisgeving overgemaakt worden aan:
- de Rechtbank van Eerste Aanleg,
- de Politierechtbank,
- de Vlaamse overheid:

  • Ruimte Vlaanderen,
  • Vlaamse Milieumaatschappij – Afdeling Water,
  • Departement LNE – Afdelingen Milieu-inspectie en Milieu-, Natuur- en Energiebeleid.

---

Artikel 2:
Het ontwerp van overeenkomst tussen de stad en de eigenaar(s) met daarin de voorwaarden betreffende de collectieve aanpak voor het plaatsen, onderhoud en exploitatie van een IBA goed te keuren.